Voorbij de mens

•december 20, 2010 • 1 reactie

De vele technologische ontwikkelingen van de laatste tijd brengen ongerepte mogelijkheden met zich mee. Er is een groeiend besef ontstaan in de wereld dat de mens zodanig is veranderd door technologisering dat we kunnen spreken van een post-humanistisch tijdperk. Dit betekent volgens Neil Badmington dat de mens niet langer meer het belangrijkste element is in het universum (Badmington 2006: 263). In ‘Cultural Studies and the Posthumanities’ verbindt hij deze gedachte aan het Cyborg Manifesto van Donna Haraway. Hierin stelt Haraway onder andere dat de invloed van technologie dusdanig groot is, dat we niet langer over onszelf kunnen denken als menselijke wezens (Badmington 2006: 263). Volgens Haraway zijn we hybride wezens, die zich verhouden tussen machine en organisme. Een enge gedachte misschien, maar zeker iets om over na te denken in een tijdperk waarin het lichaam van de mens zo beinvloed is door technologische ontwikkelingen. Een tijd waarin het merendeel van de bevolking een bril of lenzen draagt, kunstknieën en heupen geen uitzondering meer zijn, en cosmetische chirurgie hoogtij viert. Badmington nuanceert de uitspraak van Haraway enigzins door te zeggen dat het posthumanistische denken de mens an sich niet uitsluit, maar ons juist de ruimte biedt verder te denken:

‘Giving up the humanities in the name of the posthumanities would not require the giving up of anything more than the humanities’ fidelity to the human. The same texts, for instance, could continue to figure, but their contexts would change in their meeting and mixing with what was once beyond the pale.’ (Badmington 2006: 269)

Het posthumanisme is een populair thema in de populaire cultuur. Getechnologiseerde lichamen zijn een veelvoorkomend verschijnsel in de Hollywoodfilm. Robocop (1987), The Terminator (1984), en misschien nog wel de bekendste film van allemaal: The Matrix (1999). In The Matrix, een film van Larry en Andy Wachowski, wordt de mensheid gedomineerd door machines; mensen worden als batterijen gebruikt om de robots van energie te voorzien. De mensen zelf leven in een computersimulatie, een wereld van nullen en enen (Mulder 2004: 202). Of dit een toekomstig feit is, valt te betwisten, maar we gaan wel steeds meer leven in een wereld waar machines en mensen steeds inniger verstrengeld raken.

Door: Rianne Savenije

Bronnen:

Arjen Mulder (2004), „From Media to Software Theory‟, in: Understanding Media Theory: Language, Image, Sound, Behavior. Rotterdam: V2_Publishing / NAi Publishers, pp. 194-202.

Neil Badmington (2006), „Cultural Studies and the Posthumanities‟, in Gary Hall & Clare Birchall (eds.), New Cultural Studies: Adventures in Theory. Edinburgh: Edinburgh University Press 2006, pp. 260-272.

 

Lady Gaga – The Fame Monster

•december 13, 2010 • Geef een reactie

Op 18 november 2009 bracht Lady Gaga het album The Fame Monster uit. Dit album gaat over de donkere kant van roem, wat wordt geuit door de metafoor van het monster. Lady Gaga stelt dat ze geobsedeerd is door films over monsters en: ‘I’m kind of obsessing over the decay of the celebrity and the way that fame is a monster in society!’ (Carpenter, 2009).

De metafoor van het monster is ook in theorievorming een bekend concept, wat uiteengezet wordt door Rosi Braidotti. Zij stelt dat  het monsterlijke de Ander is, de Ander die wordt onderdrukt. Monsterlijke, abjecte lichamen zijn in de gehele geschiedenis een fascinerend fenomeen geweest,  wat zich bijvoorbeeld uit in freak shows. Deze abjecte lichamen zijn fascinerend en huiverig tegelijkertijd. Volgens Braidotti dienen deze lichamen ook een politiek doel: het is een uitvergroting en zichtbaar maken van de Ander, die altijd onderdrukt is geweest.  Het concept van het monster verbindt Braidotti nadrukkelijk met vrouwenlichamen (Braidotti, 2002).

Dat Lady Gaga haar album The Fame Monster noemt, berust niet op toeval. Ook Lady Gaga is te beschrijven als een monster, een freak. De cover van het album en de compositie van de muziek grijpen beiden terug op gothic, een stroming die vaak het monsterlijke element in zich draagt. Ook de discussies rondom het geslacht van Lady Gaga maken haar een monster. De suggestie dat ze hermafrodiet is, maakt haar lichaam abject en afwijkend. Een belangrijk kenmerk van het monster is volgens Braidotti de transformatie, die het wordingsproces van identiteit zichtbaar maakt. Lady Gaga transformeert constant haar uiterlijk en dat is haar handelsmerk geworden.

In de videoclip van Paparazzi (hierboven te bekijken) zien we de constante transformatie van haar uiterlijk. Tevens is hier te zien dat Lady Gaga bewust speelt met een freaky, monsterlijke representatie van zichzelf. Lady Gaga maakt gebruik van haar lichaam en benadrukt hiermee haar lichamelijkheid. Dit lichamelijke aspect is voor Braidotti van groot belang en lijkt in de digitalisering verloren te raken. Door de vele transformaties en de inzet van lichamelijkheid, is Lady Gaga een subject dat fascineert. Waar sommige mensen Lady Gaga als voorbeeld zien, kijken anderen er met afschuw naar. Maar bij al deze mensen is er de fascinatie voor de freak, het monster.

Meer lezen:

Rosi Braidotti (2002) ‘Cyberteratologie’, in: Metamorphoses. Towards a materialist theory of becoming. Cambridge: Polity: 172-211.

http://www.let.uu.nl/womens_studies/rosi/cyberfem.htm

Anke Koenraadt

Concertbezoek 2.0: ervaar het concert door de lens van de camera

•december 12, 2010 • 2 reacties

We zijn tegenwoordig altijd en overal omringd door mobiele telefoons. Of we nu willen of niet, in de openbare ruimte is er geen ontkomen aan. Vooral de jeugd lijkt tegenwoordig vergroeid te zijn geraakt met hun mobieltje. Volgens Guy Debord leidt dit ons af van het hier en nu, van de werkelijkheid om ons heen. Ook leven wij volgens hem in een spektakelmaatschappij. Door mediëring van de wereld wordt alles steeds meer gereduceerd (of juist verheven) tot een spektakel. De intimiteit van het moment gaat daarbij verloren.

Ik ervaar tijdens het bezoek van concerten altijd een grote ergernis: mensen die het concert door de lens van de camera van hun mobieltje bekijken (zie bovenstaand filmpje). En dat is dan niet één persoon die dit doet, nee, een lichtgevende waas van mobieltjes knippert in je ooghoek terwijl je ongestoort van het moment probeert te genieten. Iedereen probeert het moment vast te leggen om het op YouTube te zetten, om aan mensen te laten zien dat ze erbij waren en om bij anderen een gevoel te creëren dat ze erbij hadden moeten zijn. Eveneens is het de bedoeling een gevoel van collectiviteit uit te stralen. Op deze manier ontstaat via mobieltjes een andere perceptie van een collectieve luister- of kijkervaring dan bij radio en tv, waarbij iemand zich meestal niet letterlijk bewust isvan het feit dat hij/zij niet de enige toeschouwer of toehoorder is. Collectiviteit, social bonding en het gevoel bij een groep te horen is vooral onder de jeugd, die eveneens fervente mobiele telefoongebruikers zijn, van cruciaal belang voor het hooghouden van hun sociale status. Ook kan het filmpje, anders dan bij broadcasting zoals bij radio en tv gebeurt, meteen online gezet worden. Dit noemt Kristen Drotner als ‘ad hoc mediated communication’

Het resultaat: een filmpje op YouTube waarin geluid en beeld veel te wensen over laten, een filmpje dat eigenlijk juist het tegenovergestelde gevoel oproept bij de kijker, want de intimiteit van het moment valt niet te vangen in een filmpje. Bovendien heeft de maker niet eens het moment in het hier en nu kunnen beleven. En daarbij is de ‘filmmaker’ met het omhooghouden van de camera ook nog eens omstanders tot last geweest. Interactiviteit speelt een belangrijke rol binnen het proces. Uiteindelijk is het de bedoeling dat mensen reageren op het filmpje op YouTube. Het filmen van een concert heeft dan ook veel te maken met performativiteit. Als één iemand zijn/haar sociale status op deze manier wil bevestigen, is hij/zij daarbij echter veel anderen tot last. Zoals vrijwel altijd bij alles het geval is, gaan de eigen lusten gaan boven de lasten van anderen. Het concertbezoek zal zo nooit meer een ultieme en intieme ervaring van het hier en nu zijn. 

Meer lezen?

Drotner, Kristen. (2005) ‘Media on the move: personalised media and the transformation of publiecness’, in: Sonia Livingstone (ed.) Audiences and Publics: When Cultural Engagement Matters for the Public Sphere. Bristol: Intellect: pp. 187-207.

Debord, Guy. (1967) De spektakelmaatschappij. http://www.marxists.org/nederlands/debord/1967/1967spektakel.htm

Marissa Vosters

Mediated Sinterklaas

•december 8, 2010 • Geef een reactie

Elk jaar rond Sinterklaas laaien er weer heftige discussies op over etniciteit, nationaliteit en de Nederlandse koloniale geschiedenis. Voor niet-Nederlanders is het feest maar moeilijk te begrijpen – een blanke, vriendelijke man met zwarte, domme slaven wordt onthaald als een koning. Zijn verjaardag is bovendien de belangrijkste nationale feestdag en sommigen zien dit zelfs als belangrijk Nederlands cultureel erfgoed.

Waar komt deze traditie vandaan? Welke discussies laaien er elk jaar weer op en waarop zijn deze gefundeerd? En hoe is het Sinterklaasfeest verbonden aan de Nederlandse nationale identiteit? Op deze en meer vragen geeft Schizofragmendentities antwoord in een overzichtelijke Engelstalige folder, in de hoop deze traditie ook voor niet-Nederlanders te verduidelijken. Met een uitgebreid cultureel programma rond het Sinterklaasfeest om je volledig in de Sinterklaassferen onder te kunnen dompelen!

Robin van Deutekom

In de bijlagen: folder ‘Mediated Sinterklaas. Media, Identity and the Dutch Tradition’.

> folder_kant1-04
> folder_kant2-04

•december 6, 2010 • 4 reacties

Times Square to Art Square


Het lijkt een onmogelijk project, het centrum van commercie; Times Square omtoveren tot een kunstmuseum. Toch is de Nederlandse ontwerper Justus Bruns al een heel eind om dit te realiseren. Times Square to Art Square heet het project, en doet een direct beroep op diverse social media om de droom te realiseren. Sociale netwerken doen dienst als virtueel platform waarop het project zich vespreid onder potentiele donateurs. Een blog houdt bij wat de meest recente ontwikkelingen zijn, twitter geeft de laatste updates, en via de site kunnen mensen zeggen hoe Art Square er volgens hen uit zou moeten zien. Het uiteindelijke doel van het project is om mensen te inspireren met kunst, en om te benadrukken dat kunst in een kapitalistische maatschappij vol media en commercie nog zeker van waarde kan zijn. Door te interferen in de publieke ruimte, proberen zij hun boodschap kracht bij te zetten. Daarnaast is het ook een project dat de grenzen van social media verkent. Wat zijn de mogelijkheden van sociale netwerken? Kan een vrijwel onmogelijk idee, dat tot op heden nog virtueel is (het bestaat immers alleen op het internet) geactualiseerd worden?

Times Square wordt gekarakteriseerd door het grote aantal urban screens, die inspelen op de wensen en behoeftes van mensen in de publieke ruimte (Yue 2009: 262). Met Times Square to Art Square wordt er gebruik gemaakt van de publieke ruimte en fungeren de schermen als interfaces die actuele, virtuele en mobiele ervaringen doorkruizen (Yue 2009: 274). Als het project doorgaat wordt de nu nog virtuele ruimte, geactualiseerd, en wordt Times Square een openbare tentoonstellingsruimte. Hierdoor ontstaat er een publieke (culturele) ruimte, waar gedachtes kunnen worden uitgewisseld (McGuigan 2005: 427). Er is bij het project sprake van interactie tussen de virtuele en actuele ruimte waarin mensen verkeren.

Of het project daadwerkelijk gerealiseerd kan worden, ligt in jullie handen! Nu staat de teller nog op 1488 dollar, dit moet over 37 dagen 10.000 dollar zijn. Doe een beroep op je sociale netwerk, doneer geld, en tover Times Square om in een openbaar museum!

Yue, A. (2009) ‘Urban Screens, Spatial Regeneration and Cultural Citizenship: The Embodied Interaction of Cultural Participation’, in: Scott McQuire, Meredith Martin & Sabine Niederer (eds.) Urban Screens Reader. INC Reader #5. Amsterdam: Institute of Network Cultures, pp. 261-278.

McGuigan, J. (2005) ‘The Cultural Public Sphere’, in: European Journal of Cultural Studies, vol. 8, no. 4, pp. 427-443.

Door: Rianne Savenije (entry staat later op de blog doordat er eerder iets mis is gegaan met de publicatie).

 

 

Slumdog Millionaire: The Work of the Imagination

•november 30, 2010 • Geef een reactie

Prem Kumar: ‘A few hours ago, you were giving chai for the phone walahs. And now you’re richer than they will ever be. What a player!’

Met deze zin bejubelt de presentator van de quiz Who Wants to be a Millionaire? de straatarme jongen Jamal met het winnen van een groot geldbedrag. Dit is een scène uit de film Slumdog Millionaire van Danny Boyle uit 2008. Het citaat toont de grote verandering aan die plaats heeft gevonden in het leven van Jamal, een straatarme jongen die een miljoen wint door deel te nemen aan een televisiequiz.

Het belangrijkste element van deze film is de kracht van de verbeelding. Jamal droomt en stelt zich voor dat hij verder zal komen in zijn leven, dat hij het wel gaat maken en dat hij degene zal zijn die uit het patroon van armoede kan ontsnappen. Dit geloof weet hij uiteindelijk in zijn handelen te realiseren wanneer hij de quiz wint.

Appadurai schrijft in The Right to Participate in the Work of the Imagination over de kracht van de verbeelding, die in alle lagen van de samenleving te vinden is. De verbeelding is datgene dat we ons voorstellen als een mogelijkheid die in de toekomst ligt. Het is echter niet enkel een abstract begrip, maar het wordt heel concreet door het lichamelijk handelen naar de verbeelding. De verbeelding is datgene dat een maatschappij vooruit helpt. Vaak wordt gedacht dat het fantaseren en verbeelden slecht is toebedeeld aan diegene die in de basisbehoeften voorzien zijn. Appadurai stelt echter: ‘Even the poorest of the poor should have the capability, the privilege and the ability to participate in the work of the imagination.’ (Appadurai, 2002, 46). Ook de meest arme personen bezitten de kracht van de verbeelding.

Natuurlijk is er veel kritiek gekomen op deze film, ook vanuit de Indiase diaspora. De film Slumdog Millionaire toont echter wel op een mooie en sprekende manier de kracht van de verbeelding bij een arme straatjongen aan. En niet alleen de personages in de film maken door de verbeelding een verandering door, ook de acteurs zelf zijn door de film rijker en bekender geworden.

Meer lezen:

Appadurai, Arjun. (2002) ‘The Right to Participate in the Work of the Imagination’, in: Joke Brouwer, Arjen Mulder & Laura Martz (eds.), TransUrbanism. Rotterdam: V2_Publishing / NAi Publishers: 32-47.

Anke Koenraadt

Waar gaat het heen met Web 2.0?

•november 28, 2010 • Geef een reactie

In het tijdperk van Web 2.0 lijken met de bijbehorende communicatiemogelijkheden inhoud, mening en conversatie onafscheidelijk van elkaar te zijn geworden. Iedereen kan participeren en zoveel of zo weinig posten op internet als hij/zij wil. Dit resulteert vaak in een eindeloos kopiëren, bewerken en plakken van (fragmenten van) tekst, filmpjes, foto’s, etc., die op hun beurt weer opnieuw gekopiëerd, bewerkt en geplakt worden. Wie participeert op sociale netwerksites zoals FaceBook en Hyves of wie een blog onderhoudt, zal niets liever willen dan zo veel mogelijk (positieve) reacties van anderen. Lev Manovich stelt dat ‘what kind of gift you get is less important than the act of getting a gift, or posting a comment or a picture.’ Nedda vertelt in dit filmpje dat ze altijd nutteloze uitspraken post op FaceBook vanwege het vrolijke gevoel dat ze krijgt als ze er reacties op krijgt. Iedereen die actief participeert op internet zou met het oog op erkenning verlangen naar reacties van anderen. Iedereen wil immers erkend worden in het bestaan,  luidt een belangrijke uitspraak van Hegel. Wellicht wordt zo de democratisering te ver doorgedreven, waardoor een groeiende betekenisloosheid aan inhoud ontstaat op internet.

In hetzelfde artikel van Manovich staat tegelijkertijd een vraag centraal die juist het tegenovergestelde zou beweren, namelijk de vraag of in het tijdperk van social media de professional nog wel relevant is. Kan professionele kunst blijven nog wel bestaan wanneer er sprake is van extreme democratisering van mediaproductie? Een voorbeeld hiervan is de videoclip ‘Kids’ van MGMT. Fans dachten dat de onofficiële videoclip de officiële was en die is nog steeds het meest bekeken, namelijk 34 miljoen tegenover ruim 1 miljoen.

Dat de democratisering van mediaproductie leidt tot het wegvallen van professionals, lijkt mij erg onwaarschijnlijk. Volgens De Certeau zorgen professionals voor de infrastructuur (strategie) en de consument/amateurproducent bepaalt op wat voor manier in in hoeverre hij/zij die wil gebruiken (tactic). Dit is te plaatsen binnen het kapitalisme: social media platforms geven gebruikers ongelimiteerde ruimte en veel tools vanalles met de wereld te delen. De bedrijven hierachter krijgen op hun beurt als gevolg hiervan veel bezoekers op hun website, want hoe meer mogelijkheden een strategie heeft, des te meer gebruikers kunnen hun eigen tactic erop toepassen. Uiteindelijk kunnen ze dus niet zonder elkaar, de gebruikers en de professionals.

Meer lezen?

Manovich, Lev. (2008) ‘The Practice of Everyday (Media) Life,’ in: Lovink, Geert & NIederer, Sabine (eds.) Video Vortex Reader: esponses to YouTube. INC Reader #4. Amsterdam: Institute of Network Cultures: pp. 33-44.

Marissa Vosters

Multimediale life-writing

•november 24, 2010 • Geef een reactie

Internet Killed Television is een blog van de 26-jarige Charles en zijn 21-jarige verloofde Alli uit Tallahassee, Florida. Elke dag van het jaar, en inmiddels al 570 dagen lang, filmen zij hun leven en plaatsen verslagen daarvan op hun YouTube-kanaal, die inmiddels al meer dan 300.000 abonnees heeft. Dit kanaal echter slechts een fractie van het project: op hun eigen website vind je ook foto’s, een geschreven dagboek en recepten en kun je naast t-shirts bestellen ook iPhone apps en de ‘themesongs’ die je achter de filmpjes treft, downloaden. Bovendien gaan zowel Charles als Alli prat op hun geekyness met hun MacBooks, iPhones en hoogstaande foto- en videocamera’s en zijn ze te vinden op Facebook, Twitter, Flickr en andere sociale netwerksites. Hun project is ontzettend populair – zo werd het filmpje waarin Charles Alli ten huwelijk vraagt al meer dan 2 miljoen keer bekeken. Daarnaast wonnen ze in 2009 een Mashable Open Web Award voor Best Brand Use on YouTube in de categorie Social Media.

In eerste instantie lijkt het alsof Charles en Alli niets anders doen dan een digitaal dagboek bijhouden. In haar tekst over dagboeken en weblogs schreef José van Dijck dat het schrijven in een dagboek ‘should […] not only be regarded as stilled reflections of life, but as ways of constructing life’ (Van Dijck, 124). Op een verrassend open manier construeert het stel een dagboek-achtig digitaal leven om hun eigen leven mee te representeren.

De website is echter een vorm van life-writing waarbij gebruik gemaakt wordt van vrijwel alle mogelijke digitale media. Charles en Alli zijn personages in hun eigen reality show – niet voor niets heet de site Internet Killed Television – vol dagelijkse beslommeringen en creatieve uitspattingen. Ze presenteren zich ook nadrukkelijk als zodanig middels de voorgeschreven en voorgestructureerde elementen die de digitale wereld hen biedt. Zij kiezen echter niet één medium om zichzelf te representeren, maar lijken het hele spectrum aan digitale media te willen gebruiken. Alsof zij zich bewust zijn van de beperkingen die hermediatie met zich meebrengt en zich daarom via zoveel mogelijk verschillende uitingen (film, muziek, beeld, geschreven tekst, mode en zelfs smaak) presenteren. Representatie is nooit compleet, zo lijkt het, en de correcte vertaling van het ‘zelf’ een multimediaal Gesamtkunstwerk.

Robin van Deutekom

Queerly Glee

•november 22, 2010 • 1 reactie


 

‘Ergens bijhoren’, dat lijkt van groot belang op Amerikaanse highschools als we de media moeten geloven. De populaire meisjes zijn lid van het cheerleaderteam en de populaire jongens zijn actief betrokken bij sport. Maar wat als je afwijkt van de norm binnen de middelbare school? Dan kan je terugvallen op de gleeclub, althans dat lijkt de Amerikaanse hitserie Glee te suggereren. Bij de gleeclub zitten de scholieren die kampen met vooroordelen van hun medescholieren en worstelen met hun eigen identiteit. Het is een bonte verzameling van karakters, de overambitieuze Rachel, de gevoelige footballspeler Finn, tienermoeder in spé Quinn en de openlijk homoseksuele Kurt.

In de serie speelt homoseksualiteit een grote rol. Kurt, een van de hoofdrolspelers komt er in een van de eerste afleveringen voor uit dat hij homoseksueel is. Hij steekt zijn geaardheid niet onder stoelen of banken, sterker nog hij is bijzonder open over zijn seksualiteit. Kurt is queer; hij stelt zich continu buiten de norm van gender en seksualiteit. Zijn voorliefde voor kleding en styling en de vele tijd die hij besteedt aan zijn uiterlijk geven blijkt van zijn vrouwelijke kanten. Tegelijkertijd maakt hij deel uit van het American football team, een echte mannenaangelegenheid. Toegegeven, zijn uitstapje naar American football komt aanvankelijk voort uit de wil om zijn vader een plezier te doen, maar dat betekent niet dat hij, op zijn eigen onconventionele manier, niet bijdraagt aan het team. Sterker nog, hij krijgt zijn medespelers zover om hun mannelijkheid voor even aan de kant te zetten om al dansend op Beyoncé’s Single Ladies te zorgen voor de eerste score van het jaar.

Homoseksualiteit wordt zichtbaar gemaakt in Glee, en het past daarmee uitstekend in de post-closet era die Ron Becker beschrijft (Becker 2009). Dit wil echter niet zeggen dat Kurt niet worstelt met zijn geaardheid en de vooroordelen die het met zich meebrengt. Zijn seksualiteit wordt namelijk nog altijd bekeken vanuit een heteronormatieve positie; het wordt geaccepteerd, maar niet begerenswaardig gemaakt (Peele 2007).

Rianne Savenije

Literatuur:

Becker, Ron. (2009) ‘Guy love: a queer straight masculinity for a post-closet era?’, in: Glyn Davis & Gary Needham (eds.) Queer TV: Theories, Histories, Practices. Londen en New York: Routledge: 121-140.

Peele, Thomas. (2007) ‘Introduction: Popular Culture, Queer Culture’, in Thomas Peele (ed.) Queer Popular Culture: Literature, Media, Film, and Television. New York: Palgrave: 1-8.

Caribbean Combo

•november 16, 2010 • 1 reactie

Op 15 november 2010 was het cabaretgezelschap ‘Caribbean Combo’ te gast bij De Wereld Draait Door om te spreken over hun nieuwe voorstelling. Het gezelschap bestaat uit de heren Roué Verveer, Jandino Asporaat, Murth Mossel en Howard Komproe. De focus van het gesprek kwam al snel te liggen op de gekleurdheid van de cabaretiers. Zo liet Matthijs van Nieuwkerk enkele fragmenten zien van blanke cabaretiers, die de spot drijven met gekleurde mensen. Vervolgens vragen zowel Matthijs als Prem Radhakishun zich af of de heren nu ook wraak gaan nemen op de blanke mensen. Hierna schept Roué Verveer duidelijkheid: ‘Deze show is niet gemaakt om vier zwarten tegenover wat dan ook te plaatsen. Niemand vraagt aan NUHR waarom vier witte? Omdat wij zwart zijn, wordt het aan ons gevraagd. De show is niet zwart of wit.’

Dit ogenschijnlijke onschuldige vraaggesprek kan goed binnen een breder discours worden geplaatst. Waarom is het inderdaad zo dat gekleurdheid áltijd wordt benoemd, terwijl witheid als neutraal wordt aangenomen? Richard Dyer stelt dat etniciteit er altijd toe doet en dat de blanke etniciteit te vaak als neutraal wordt gezien, waardoor zij in staat is een dominante machtspositie in te nemen. Dyer hecht belang aan het definiëren van witheid als etnische groep (Dyer, 1997). bell hooks beschrijft dat er wel degelijk een representatie van witheid bestaat binnen de gekleurde cultuur en dat witheid daarin wordt gekoppeld aan gevoelens van angst, terrorisme en onderdrukking (hooks, 1992).

Blanken zijn niet onzichtbaar, ook zij hebben een etniciteit. Door deze neutraliteit te deconstrueren, kunnen de privileges die witheid met zich meebrengt aan het licht worden gesteld en is er ruimte voor alternatieve beeldvorming van witheid. Achter een onschuldig vraaggesprek in De Wereld Draait Door ligt dus een verborgen laag van codes, conventies en normen die gedeconstrueerd kunnen worden.

Meer weten:
bell hooks (1992) ‘Representations of Whiteness’, in: Black Looks: The Representation of Race. Boston: South End Press, pp. 165-179.

Dyer, Richard. (1997) ‘The Matter of Whiteness’, in White: Essays on Race and Culture. London: Routledge: 1-40.

Het gesprek in De Wereld Draait Door is hier terug te kijken.

Anke Koenraadt